vrijdag 27 november 2009

Een fanfare van klein geluk

Hugo krijgt vanavond een klein trommeltje. Zo een die hij om zijn nek kan hangen om er vervolgens met twee stokjes met een bolletje aan het eind manisch op los te kunnen slaan.
Vooralsnog vindt die manie een uitweg in rondjes rennen om de eettafel, zo snel als de motoriek toestaat. Daar wordt hard bij geschreeuwd. Een geluid dat het midden houdt tussen de strijdkreet van een hooligan en een indiaan. We zijn erg benieuwd wat hij later wil worden.

Zo nu en dan ren ik joelend met hem mee. Dat doet debiel aan, maar we hebben inmiddels gordijnen. Het is het juk van het ouderschap. Alles wat je kind doet is grappig. Als het kind van een ander als een waanzinnige rondjes om een tafel rent, moet je de neiging onderdrukken een touw op enkelhoogte te spannen.
Hoe cru het ook mag klinken, dat blijft een geruststellende gedachte.

Nog even en er wordt hartstochtelijk getrommeld. En ik zal aansluiten, in een fanfare van klein geluk. Onderwijl denkend aan de kleine Oskar uit ‘Die Blechtrommel’. Het trommelende jochie dat de wereld om hem heen aanschouwt en besluit niet verder te groeien, waarop hij altijd klein blijft. Stilletjes en egoïstisch hoop ik dat het leven de kunst imiteert.

woensdag 25 november 2009

Het gebeurt

Een jaar geleden verschafte ik enig inzicht in wat zich zoal afspeelt binnen de zoekfunctionaliteit van google. Een glijdende schaal die zich beweegt tussen fraai en verontrustend.
Soms echter ben je gewoon met stomheid geslagen.
Daarom, de absolute nieuwe nummer 1 op het gebied van zoektermen, in de categorie 'zeg wat?!':

Wat is een neger

Ik verzin ze niet, ik deel ze slechts. Ter vermaak. En lering.

De les in deze mag evident zijn:
Qua integratie hebben we nog een lange, lange weg te gaan.

dinsdag 24 november 2009

Hier had iets anders moeten staan, meen ik

Het was me het weekeinde wel, zoals dat heet, het afgelopen weekeinde.
Eerst liep ik nietsvermoedend met driekwart gezin door de Albert Heijn Purmerend. We hebben het hier over een Albert Heijn XL. Daar staat bijvoorbeeld zomaar een piano pardoes in de hal voor de toegangspoortjes, waar soms op gepingeld wordt door winkelend publiek. Meer dan eens betreft het vrouwen van middelbare leeftijd. Ze zitten tussen twee kappersbeurten in en dragen jassen die er zwaar uitzien en bij regen misschien wel een beetje ruiken naar natte hond. Volle zakken ook altijd, waar je op de bodem een oud kokindje vermoedt.
De één speelt fraaier dan de ander, maar altijd hoor je tussen de noten het gemis. Een verlangen naar de laatste keer dat haar toetsen werden betast. Vingers, het leken er altijd meer dan tien, die in vluchtige eendracht een tijdsverstillende symfonie speelden, slechts hoorbaar voor de muze. Die vingers draaien nu een saffie.

Het was druk in de Albert Heijn en ik deed wat ik doorgaans doe in supermarkten. Spelen met Hugo en zijn moeder irriteren door een eigen plan te trekken. Hierbij is het van belang te weten dat ik de winkelwagen duw. Mijn toegevoegde waarde in het geheel is, nu ja, laten we zeggen dat ik niet help.

Ik heb zojuist daadwerkelijk boodschappen gedaan. En zie nu dat ik na de openingszin 199 woorden heb opgebruikt voor bespiegelingen die aan het daadwerkelijke verhaal niets toevoegen. De roestige schrijver die de shredder niet eert.

Herstart. And stick to the facts, please.

In de Albert Heijn XL deed een meisje boodschappen. Dat meisje was Doutzen Kroes. In joggingpak, zoals ongeschreven wetten voorschrijven voor dergelijke mensen in dergelijke situaties. In Purmerend dus, in filiaal 1516. Het gevaar uit te weiden over het waarom ligt op de loer, dus ik volsta met de observatie dat ze ook live heel mooi zingt. En gezegend is met wat op de catwalk vermoedelijk als een vloek klinkt: een kont. Een magnifieke, Oud-Hollandsche – nee, herstel, Oud-Surinaamsche kont. Doutzen got back. Ik mag dit alles opschrijven, daar mijn vrouw mij er zelf op wees. Tegen de voltallige mikado-set uit modeland zou ik willen zeggen: haal ook eens wat lekkers in de Albert Heijn. Het zit beter, het staat beter.

Voor het verhaal was het mooi geweest als er nog een onschuldige ontmoeting had plaatsgevonden. Waarbij Hugo Doutzen gedag zei. Dat is nu eenmaal wat hij doet. Mensen gedag zeggen, met een volharding die je in alle eerlijkheid doorgaans ziet bij mensen met een mentale uitdaging. En dat ik na zijn “Hoi!” de tegenwoordigheid van geest had gehad om te volstaan met: “Hugo... wat had papa nou gezegd over vreemde topmodellen?”
In mijn fantasie is het Paul Schaffer orkest – die van Letterman – nooit ver weg.

Later die avond was ik in Amsterdam. We aten verbrande taco’s en roomsoesjes met chocoladesaus en dronken een prosecco die residu achterliet in het glas. Dat residu dronk ik na verloop van tijd ook op. Een aantal SMS’jes leidde ons naar de Kinkerstraat. Daar zaten mensen zich voor te bereiden op een dancefeest. Het had te maken met een thema, want iedereen was sportief gekleed. Mijn broer zag eruit als Jean-Paul van Poppel. Verder meerdere meisjes in korte broekjes met hoge sokken en hier en daar een haarbandje. Ik moest denken aan meisjes die in de jaren ‘80 LA Gear gympen droegen en in pornofilms speelden. Het is een gedachte die ik niet met de groep deelde.
Er werd gesproken over knuffelen onder invloed van XTC. Er werd verteld dat iemand het voor het eerst zou gaan doen. Het zijn dingen waar ik vandaag de dag niet heel veel mee kan. Een gedachte die ik wel deelde.
We namen afscheid van de feestgangers. Ook van het meisje dat stelselmatig tussen twee mensen in zat en zei: “Hè, lekker zo, met z’n drieën.”

Op de Overtoom besloten we ons geluk te wagen in de 301. In de 301 word je niet alleen vermaakt met muziek, er heeft ook, als vanuit het niets, abstract toneel plaats. Ik heb geen idee hoe ik dat verder moet uitleggen, behalve dat ik na afloop zei: “Ik vond de linker beter”. Vlak voor vertrek dronken we nog een biertje. Het was een obscuur merk waar ik nog nooit van gehoord had. Ik vroeg het barmeisje wat de bedoeling van het biertje was. Ze vertelde dat het ‘Dutch beer’ was en ‘organic’. Daarop vroeg ik: “Oh, no meat?”
Het was mijn beste grap van de avond.

In de nachtbus voelde ik mijn blaas al ter hoogte van Amsterdam-Noord, maar omdat de bus een altruïstische route reed deed ik er twee keer zo lang over om thuis te komen. Buiten vond ik een grote boom waar ik genoegzaam tegenaan kletterde. Mijn gedachten dwaalden af van wildplassen naar buitensex. Vroeger gebeurde dat nog weleens, in plaats van een broodje shoarma. Maar genoeg over vroeger.
Thuis aangekomen deed ik zachtjes mijn schoenen uit en haalde een blaadje van de linkerzool. Het blaadje rook naar poep. Mijn vingers dus ook. De prijs van het wildplassen. Ik reinigde zool en handen en deed het licht uit.

Toen ik aan deze tekst begon had ik er een bepaald gevoel bij. Dat is er totaal niet uitgekomen. Waarom weet ik niet. Maar wat is blijven hangen: om iets te geloven had je er over het algemeen bij moeten zijn.

vrijdag 20 november 2009

Een noodzakelijk kwaad

Ik moest iets schrijven voor werk.
Op vrijdag. Dus waarom niet een keer iets anders proberen?
Niet veel, een vleugje maar.
Omdat het zo leuk zou zijn. Omdat het kan. En omdat er al zo tranentrekkend veel standaardtekst moet worden geschreven.
Vervolgens krijg je feedback. Een noodzakelijk kwaad dat bij het salaris inbegrepen is.
Het is niet toegankelijk genoeg, zegt men.
Wel leuk hoor, en heel jou, maar ja, wellicht toch te moeilijk, dan haakt een bepaalde groep af. Zegt men.
Dat heet natuurlijke selectie, zeg je.
Of opvoeding. Misschien doet het iets met de vocabulaire van een bepaalde groep, of pakken ze een woordenboek, zoals ik zelf ook doe. Zeg je.

De zin waarom het ging: Change. A word that has been used and misused so much it’s on the verge of crossing over to the wasteland of catch phrases, if it hasn’t already.

Natuurlijk ben ik gaan schaven. Net zolang tot het liep, klonk en rook als een standaardtekst.
Een noodzakelijk kwaad dat bij het salaris inbegrepen is.

donderdag 19 november 2009

Gute Nacht, Freunde

Ik zou meer moeten schrijven.
Dat denk ik vrijwel dagelijks. Een theorie zou kunnen zijn dat dit dusdanig veel tijd vergt dat ik aan schrijven zelf niet toekom. Ware het niet dat die theorie ter plekke wordt ontkracht met elke aanslag op mijn toetsenbord. Een theorie die stand houdt in een ongecontroleerde omgeving, kom daar maar eens om als je zelf de afhankelijke variabele bent. Een gotspe is het.
Fraai woord, overigens, dat gotspe. Iets van andere tijden. Tenminste, ik ga er niet vanuit dat nieuwe generaties de term nog vaak bezigen, laat staan dat bekend is wat er mee wordt bedoeld. Bargoens, kom daar maar eens om.

En nu we het toch over fraaie woorden hebben. Gister nog liet ik ‘schraalhans’ vallen. Van de keukenmeester. Hoor je nog zelden, terwijl we toch maar gewoon vuistdiep in de crisis zitten. Maar nee, we volstaan met zinnen waarin ‘geld, zeg maar, een dingetje is’.
Een tijdmachine. Kom daar maar eens om zonder Willy Vandersteen. Je zou gesprekken kunnen larderen met een vocabulaire zoals dat eigenlijk alleen nog in België gewoon is. En je zou een vliegticket kunnen kopen om een concert van Elvis bij te wonen. Als we toch kunnen kiezen, de Comeback Special op NBC. Zodat je kon zeggen: “Elvis… wat een pak. Wat-een-pak. Een legendarisch pak, Elvis, dat pak van jou. Neem dat van mij aan.”

Een tijdmachine. Er zou weer Sint Maarten worden gelopen zoals vroeger. Straten overspoeld met kleine mensjes met zakken snoep. Zodat je, mocht je op dat moment volwassen zijn, even zou denken: Ze zijn geland, ze zijn geland! Ze zijn heel klein met lampionnetjes! En ze houden niet van mandarijnen! Gewoon snoep geven en glimlachen…
Nu rijd je door Purmerend en tel je rond 19.00 uur de lampionnen op twee handen. En thuis wacht je vrouw. Ze had er naar uitgekeken. Eindelijk weer een buurt waar je geen tijd hebt om te pissen omdat er alweer gezongen wordt voor je deur. Dus het tuinhekje open en lantaarns met kaarsen aan weerzijden van de voordeur.
Maar er komt geen hond, althans, geen roedel. En dus blijf je achter met een bak snaai en een stuiterend kind van 1 ½ dat spekjes naar binnen schuift als ware hij katholiek en de spekjes hosties.

Vroeger is met de dag doder. Als je niet oppast. Als je dat wel doet, doe je er goed aan 's avonds om 23.00 uur over te schakelen naar radio 1. Je kunt nu beter meezingen dan vroeger, en je mag er inmiddels zelf bij roken.

Voor nu:
Gute nacht freunde, es wird zeit für mich zu gehn.
Was ich noch zu sagen hätte, dauert eine zigarette,
und ein letztes glas im stehn.

maandag 2 november 2009

Gedane beloftes

Ik dacht aan een gedane belofte. Wat het betekent als je een belofte doet. En of het iets betekent als je een belofte nakomt.
Het leven bestaat bij de gratie van beloftes die niet worden nagekomen. Daar hoeven verder geen consequenties aan gekoppeld te worden, het is meer een algemeen gegeven, iets als bustijden.
Het houdt het spel op de wagen.
Beloftes als smeermiddel, onze zelfverzonnen cliffhangers. Leuk, iets om naar uit te kijken. Het maakt ook niet heel veel uit of je er een doet of een in ontvangst neemt; de illusie dat er iets van komt is achtergebleven bij de eerste relatie die je beëindigde.

De gedane belofte had welbeschouwd niet veel om het lijf. Ik zou een stukje schrijven over een gedane borrel en dat stukje vervolgens plaatsen, hier, op mijn blog. Nu zou je kunnen zeggen dat mijn blog langzaam verwordt tot mortuarium. Een verzameling half vergane teksten, vergeten kadavers waar steeds minder mensen de moeite bij nemen nog langs te komen voor een identificatie. In dat licht bezien heeft dit stukje dus wellicht toch iets van meerwaarde. Een teken van leven, een piekje op de flatline, wie weet leidt het weer tot een ritme.


Over de borrel kan worden gezegd dat het een goede was. Voor iemand die de frequentie waarmee hij borrelt drastisch naar beneden heeft geschroefd geen al te boude uitspraak. Enige onderbouwing is dus op zijn plaats. Iets dat duidt: dit hier wordt niet zomaar gezegd, daar is over nagedacht. Teveel dingen worden gezegd omdat het op het moment wel lollig leek om te zeggen. Daar zitten inderdaad opvallend veel beloftes tussen. Maar waarom de borrel goed was: er werden opvallend weinig oude koeien uit de sloot gehaald. En we hebben het hier over mensen die elkaar geruime tijd niet hadden gezien. Dan ben je dus op een bepaald punt nog niet aanbeland. En aangezien dat punt altijd nog kan worden bereikt, is wat we voor het gemak hoop zullen noemen gerechtvaardigd.

Een cynicus zou erop kunnen wijzen dat er ook een dame aan tafel zat. En dat mannen in een dergelijk geval, als ze maar regelmatig doucht en geen bochel heeft, ergens, onbewust, proberen de leukste te zijn. En daarom in de vluchtigheid verzuimen oude koeien te berde te brengen. Maar dat zou de hoop overschaduwen.
Hoop die op meerdere momenten aanschoof.


Het zit ‘m altijd in kleine dingen. De enige vereiste is dat je er open voor staat. Voor slechte kroegen, bijvoorbeeld. Die na negenen bevolkt worden door vrouwen die wanhoop dragen als een nieuwe legging. Het zit niet, het staat niet, maar iedereen hier heeft er een aan, dus wie maalt er om? Eén deed denken aan de vrouwen uit ‘Goodfellas’. Haar chagrijn bedolven onder een laag make-up. Het scheurt alleen als ze lacht. Zo’n moment doet je plotseling realiseren dat nieuwsgierigheid en nieuwsgierigheid alleen de basis kan zijn van een droeve one night stand. “Zullen we het licht aanlaten? Ik wil je gezicht kunnen zien”.

Die wanhoop weer onverbloemd zien, de verhalen erachter, dat is hoop.
Bij thuiskomst constateren dat je iets meer balans hebt gevonden. Tussen je oude zelf en je nieuwe, die de oude inhaalde terwijl je nog zocht naar de juiste woorden om afscheid te nemen. Ook dat is hoop.
Je badkuip niet meer aanzien voor een wonderbaarlijk groot toilet – briljant, hoe komen ze erop! – ook dat is weldegelijk hoop.
Iemand zichzelf met een twinkeling horen vergelijken met Prinsesje Petronella, vooruit, noem het hoop!

Het gaat te ver om het volpennen van een A4’tje over een dergelijke avond hoop te noemen. Maar hoopvol, waarom ook niet.
Zoals dat ook geldt voor gedane beloftes.
Waarom ook niet.