maandag 21 januari 2013

Denny

- Gepubliceerd op hardgras.nl -

Op de dag dat de wereld niet verging leiden twee spelers onaantastbaar de dans in Alkmaar. Toch wordt het meest gedenkwaardige moment van AZ – Twente niet geregisseerd door Nacer Chadli of Adam Maher. Een moment van enkele seconden slechts, onbewust vastgelegd door de camera, verscholen tussen de plichtplegingen van de obligate wissel tegen het einde van een wedstrijd.

Leroy Fer loopt richting zijlijn. De stand op het scorebord is een geflatteerde, maar dat is niet van zijn gezicht af te lezen. De voetballer die als winnaar van het veld stapt doet niet aan geflatteerd, hij spreekt over afdwingen. Leroy buigt voorover, haalt een hand door het gras en slaat een slordig kruisje. 
Denny Landzaat staat geduldig te wachten aan de zijlijn. Denny Landzaat. Die uit bij Villareal het middenveld overstak en scoorde omdat Co Adriaanse dat zo bedacht had. Een halve blik, een aanraking. Veel meer krijgt Denny niet als de wissel definitief plaatsvindt. 
De regie blijft bij Fer, die kort wordt gekoesterd door McCLaren. De laatste voelt de camera branden. Hij legt beide handen aan weerszijden van zijn riem en trekt de pantalon een stukje omhoog. Nu de blik verstrakken en vervolgens de ogen iets samenknijpen. McCLaren weet dat elke seconde telt. Hij verheft zijn stem. Dat niemand eraan twijfelt wie de lijnen uitzet. ‘DENNY! DENNY!’. We zien niet meer of hij er nog iets bij gebaart. We zien Denny Landzaat op de rug richting middencirkel rennen, anoniem bijna. 

Denny Landzaat. Die zelden tot nooit door de ondergrens zakt. Die meer verdient dan de figurantenrol die hem nu werd toebedeeld door Fer en McCLaren. 
Als ik Denny was zou ik eens gaan rondbellen. Nog een jaartje bij een club die kan verrassen. Een RKC. En dan 34 wedstrijden lang afscheid nemen. Door wekelijks 90 minuten lang op exact de juiste plek te staan.

dinsdag 8 januari 2013

Wedstrijdje


Ik nam de fiets. Vooral omdat de auto er niet was. Of eigenlijk alleen omdat de auto er niet was. Ik maak me daar nog net niet genoeg zorgen over. Zoals er ook van het beoogde hardlopen vooralsnog niet heel veel terecht komt. Gelukkig kan ik dat, in ieder geval bij anderen die ook niet hardlopen, voorlopig nog wijten aan het weer. En dat het vroeg donker is. Want de ideale route, die is maar matig verlicht. 
Het genootschap van de non-sportieven laat zich optekenen in excuses en drogredenen.

Nog geen seconde nadat ik de bocht om was gefietst en de bushalte in het vizier kreeg gleed het luie alternatief over de rotonde. Van alle voorspelbare gedachten die er op dat moment opborrelden, maakte de laatste iets los dat ik bijna vergeten was.
Wedstrijdje.

Het was een kwartier fietsen, ongeveer. Op papier een verloren wedstrijd. Maar de bus moest meerdere haltes aandoen, en reed op tweederde van de route zeker twee minuten om. Ik schakelde een versnelling hoger en begon door te trappen. Zoals me dat ooit was bijgebracht door een fysiotherapeut. De pedalen precies onder het gebied tussen de tenen en de bal van mijn voet. Als een Hollander, had hij er dwingend bij verteld.

Na hooguit 20 seconden hoorde ik het gebrom van een groot voertuig steeds dichterbij komen. Het moment waarop ik werd ingehaald door een vrachtwagen, en niet door de streekbus, was het laatste zetje. Ik stampte door en zag verderop de volgende halte al opdoemen.
Winst. 

De schwung kwam erin. En de vraag hoe iemand zoiets een uur volhoudt. 
Kort oponthoud bij het stoplicht, maar nog altijd geen bus. Ik had me voorgenomen niet om te kijken. Alsof dat de nederlaag zou afroepen. De spoorwegovergang kwam in het vizier. Een kritiek punt, halverwege de route. Ik schakelde een versnelling lager voor de lichte klim om in grote slagen door te pakken op het moment dat het voorwiel het spoor raakte. In mijn hoofd hoorde ik woorden als ‘roetsj’ en ‘woesj’. Direct daarna het signaal dat beslissend was. Een aankomende trein. Misschien wel twee. De spoorbomen achter me gooiden de wedstrijd in het slot. 
Voor het eerst keek ik om. De bus was 10 seconden te laat geweest. En stond nu onwetend seconden te morsen. Ik reed de helling af en slaakte een ingetogen kreet. In de wetenschap dat het nu slechts uitfietsen was. 

Later die dag dacht ik terug aan dat moment. Op een damesfiets met mandje voorop een race aangaan met een bus. Een race waar niemand weet van had. Eindigend met een ingetogen kreet. En ik vroeg me af waarom ik, praktische bezwaren daargelaten, niet dagelijks zoiets deed. Maar in dat laatste schuilt vermoedelijk het antwoord.

woensdag 2 januari 2013

Opgelucht


Ik vergeet
de laatste tijd
regelmatig mijn aansteker
en merk dat ik daar
meer van slag
door ben dan
wanneer ik mijn
telefoon even niet heb.

En toch vraag ik
me weleens af of
het gepast is
om opgelucht adem
te halen als ik
dankzij het vuurtje
van een vreemde
weer kan inhaleren.