donderdag 20 december 2007

Ouwe rukker


Het kan niet anders of iedereen heeft het door. Mijn ogen verraden het. Verraden mijn lichaam.

Mijn god, heb je ooit plichtmatiger staan dansen? Ik kijk om me heen. We bewegen hetzelfde. Niemand uitgezonderd. Been voor, been achter, tapje tegen de heup, goedkeurend knikken, Mona Lisa smile. De muziek is een cabaretier, wij het publiek dat lacht omdat het hoort. Ik vraag me af of ik de enige ben. Die nadenkt over waar hij nu, op dit exacte moment, mee bezig is. Het lijkt van niet. Maar een therapeut leerde mij ooit dat je nooit alleen bent wanneer het op gedachten aankomt die op het oog minder gangbaar lijken. Het zou dus zomaar kunnen dat 300 anderen hier doodgewoon hetzelfde denken. Dat ze ook maar blijven doorgaan met wat ze doen. Puur omdat nu, op dit exacte moment, gaan stilstaan ook geen optie is. Als je stopt ben je af. Wilt u zo vriendelijk zijn om langs de kant te gaan staan? Dank u.

Waarom? Waarom heb ik me weer over laten halen?

Nou, simpel. Omdat je iemand nodig hebt, weet je nog? Om minimaal mee te neuken. Omdat drank, coke en porno met de gordijnen dicht een pleister is die niet meer plakt. Trekken aan een dood paard. Het kan gezellig zijn, maar het geeft zo’n rotzooi, hè.

Ik wil een wodka. Geen coke. Nog niet. Misschien helemaal niet. Dat zou goed zijn. Kijk maar gewoon.

Ik wurm me tussen hen die aan de bar hangen. Sorry, sorry, dank je, ja, dat is ‘m.
Niet cool kijken nu. Doet iedereen al. Lach. Je herinnert je iets grappigs. Binnenpretjes zijn uitnodigend, regel 1 als je alleen staat. Ik denk aan niets en lach. Het is een goede lach, want ik voel haar kijken. Links, aan het einde van de bar. Samenzweerderig. Ik blijf terugkijken en na een seconde of tien knik ik uitdagend: “Wat had je dan?”
Ze slaat haar ogen neer, neemt een slokje van haar drankje en draait zich om. Haar glimlach verdwijnt in de wachtende menigte. Koortsachtig probeer ik haar te volgen maar ik ben haar direct kwijt. Ik vloek in mezelf en wil snel bestellen. Op hetzelfde moment voel ik een hand op mijn rug. Een glimlach, een wenk. Ik lach. Het is een goede lach. Een echte lach.

Daarom heb ik me weer over laten halen.

Ik sluit de toiletdeur en we beginnen te zoenen. Geile, rustige, lange zoenen. Natuurlijk smaakt ze zoet. Ik pak haar hand en leg deze tegen mijn kruis. Ze schudt nee. Nee? Voordat ik iets kan zeggen legt ze haar vinger op mijn mond en draait ze zich om. Als ze haar rokje omhoog doet ruik ik haar. Ondanks de omgeving kan ik haar ruiken. Als ze zich heel lichtjes naar voren buigt kijk ik naar beneden. Ze heeft geen string aan, maar een klein broekje. Een klein camouflage broekje. “Kom je landje veroveren?”. Dat zegt ze echt. Ik krijg een brok in mijn broek en maak deze los terwijl zij haar legerdingetje naar beneden schuift. Ze is prachtig nat. Met drie vingers verken ik haar fruithapje, waarna ik ze in mijn mond steek. “Sorry, maar dit gaat niet lang duren…”, zeg ik als in één rustige beweging volledig bij haar binnendring. Haar warmte... Ik ken haar warmte! Het is dezelfde warmte als de allereerste keer, ik ben er zeker van!

“Zeg het maar…
Hallo! Zeg het maar…”

Een barmeisje kijkt me verveeld aan. Links, aan het einde van de bar staan allemaal mensen die ik niet ken. “Een wodka met ijs… graag.”

Ik sluit de toiletdeur en zet het glas op de grond. Ik neem een snuif, plichtmatig, en nog één. Misschien moet ik zo maar eens op huis aan.

woensdag 5 december 2007

Holland Casino. Een mooie gelegenheid om out te gaan


Illusies hebben de vervelende eigenschap dat je ze in stand dient te houden. Anders vervolg je de reis onherroepelijk met desillusie als je stugge bijrijder. En kun je het inpakpapier voorgoed bij het grof vuil doen.

Sommige ontmaagdingen laten lang op zich wachten. Waar moderne schoolmeisjes van dertien grinnikend hun poepertje op het schavot leggen, en tienjarige jochies blowen op routine, daar doe ik er rustig tot mijn vierendertigste over om me te laten verleiden door Vrouwe Fortuna.

Ik was er nog niet eerder geweest. Wel had ik twee tastbare associaties. De eerste met dank aan een vriend. Die bevond zich tijdens de afscheidswedstrijd van Dennis Bergkamp in Londen in het stadion, vlakbij de cornervlag. Ergens in de tweede helft diende er een corner te worden genomen. Die taak nam Glenn Helder op zich. Oud-ploeggenoot van Bergkamp bij Arsenal. Maar vooral oud-gokverslaafde. Glenn legde de bal goed, nam een aanloop en hoorde toen één stem, achter zich in het publiek.

“Hol-land Ca-si-no! Hol-land Ca-si-no!”

Voetbalhumor. Je moet er van houden. Ik kon een luier aan.

Mijn tweede associatie is gevormd door commercials. Met boter en suiker ben ik er ingegaan. Ongekend naïef voor iemand die zelf werkzaam is in de reclamebranche. Nou is mijn naïviteit bewust gekozen, ik bedoel, ik wil vaak dat dingen waar zijn. Eén van de laatste relikwieën uit mijn jeugd die ik warm houd, voed, koester. Toch, ik had beter kúnnen en moéten weten.


"Het is zo’n bevolkingsgroep die volledig onder de radar leeft. Wat met het oog op witwassen natuurlijk een gouden greep is."


De binnenkomst is als een slechte blind date. Als dit is waar Vrouwe Fortuna haar gasten ontvangt, dan hoef ik haar slaapkamer niet te zien. Als dit is wie Vrouwe Fortuna ontvangt, dan bedank ik vriendelijk voor de eer. Maar je bent op date, een dubbele welteverstaan, dus aanpassen is het devies. We hebben het toch gezellig?

We geven onze jassen af bij de garderobe. De vrouw die ze aanneemt is exemplarisch voor het publiek. Kamper glamour. Ik kijk naar mijn schoenen. Vieze, versleten All Stars. Ik vind dat ik niet naar binnen zou moeten mogen. Vroeger hoorde je weleens van mensen die naar het casino waren geweest. Dat betekende te allen tijde je dansschoenen aan. Daarboven de bijpassende pantalon. Nou krijg je mij tussen zes planken nog niet in een pantalon, maar toch…ik voel me bepaald niet onderdeel van de oplossing. Goed, het zij zo. Ik draag geen min overhemd en heb een ronduit geweldige haardag, zo verraadde de spiegel zojuist.

Bij binnenkomst worden we gefêteerd met twee vouchers, zoals dat tegenwoordig zo mooi heet. De ene voucher geeft recht op een gratis drankje, alhoewel ik vermoed dat mijn standaard drankje daar niet onder valt. De ander biedt, hoe kan het ook anders, spelplezier. Wat exact is me niet duidelijk maar het is een eenmalige kans in of op de ‘Money Maker’, of iets daaromtrent. Georganiseerd plezier. Daar is zelden iets goeds uit voortgekomen.

We zijn er klaar voor, lijkt mij, en lopen de trap op naar boven. Geen moment heb ik de neiging iets als “Vegas, baby!” te roepen en dat heeft niets te maken met het feit dat we thans niet in Vegas zijn, maar in het voormalige Lido aan het Max Euwe Plein. TV maakt mensen vijf kilo zwaarder…en casino’s vijf keer sfeervoller.
In de commercials zit er een overzichtelijk aantal mensen aan een speeltafel. Zo af en toe hebben ze schalks contact met elkaar. De verlichting is warm.
Het contrast met de realiteit doet pijn aan de ogen. Het is een rokerig hol. Niet zoals in de film. Waarin de tot knieschoten gedoemde hoofdpersoon zich inkoopt in een potje poker met strictly high rollers. Dat wil wel. Maar hier…de ruimte is groot. Wat natuurlijk normaal is, maar het gemis aan gezelligheid en persoonlijkheid druipt als troosteloze drap van de muren. Lauwe verlichting. Aan de speeltafels zit iedereen in zijn eigen cocon. Ontelbaar veel Aziaten. Hier zitten ze dus. Het is zo’n bevolkingsgroep die volledig onder de radar leeft. Wat met het oog op witwassen natuurlijk een gouden greep is.

Ik heb er direct één op de korrel. Grote hoeveelheid muntjes, nul spelplezier. Hij zet grof in. En toont geen enkele emotie, waar het rouletteballetje zich ook nestelt. Stoïcijnse kutchinees. Trek dan op zijn minst nog een zijden pak aan.

Ik heb te weinig geld bij me om me in een avond een propere gokverslaving aan te meten. Daarmee heb ik mezelf volledig afhankelijk gemaakt van mijn omgeving, die, enfin…
Soms is het beter deelnemer dan toeschouwer te zijn. Soms is het om het even. In een casino dompel je jezelf als deelnemer in een bubbelbad van adrenaline. Van kietelende belletjes tot een woest kolkende deining, al naar gelang de hoogte van je inzet. Als toeschouwer zou je de spetters moeten kunnen voelen. Ik voel niets. De entourage heeft me impotent gemaakt.


"De spanning wordt vakkundig opgebouwd met een ‘rien ne va plus’ rondje om de kerk."


Als rechtgeaarde groentjes besluiten we ons welkomstdrankje te gelde te maken. Een ouderwets je-moet-wat drankje. Het kind danwel de Nederlander in mij vraagt nog eens waar nou ook alweer dat andere bonnetje toe diende. Ook ik ben niet bestand tegen de verleiding van de kansredenatie. Natuurlijk is de kans één op een miljoen. Maar de kans dat ik het ben is nog altijd een kwestie van wel of niet, dus fifty-fifty. Ik lees het kaartje nog eens. Het ademt geen belachelijk grote prijs. Sterker nog, ik zet mijn geld op kermisvertier. Met bijbehorende prijzenpot. “Volgens mij is het gewoon zo’n glazen windhok waarin je mag grabbelen ofzo”, zeg ik. Ik kan me aanmelden bij de marketing-afdeling. Want nog geen minuut later bevind ik me op het dorpsplein. Casino braderie. Alle dorpelingen hebben zich verzameld. Ze vergapen zich aan een afgesloten douchecabine. Ik bestel drie bier en een seven up en ontwaar in de cabine een neger. Een neger met een lasbril. Hij lijkt er klaar voor te zijn.

De spreekstalmeester heeft zijn opbouwpraatje afgerond en geeft het sein. Daar gaat ‘ie dan. Kijk ‘m eens graaien. Jongens, jongens. Het ene vijfje na het andere weet hij te bemachtigen. Zijn dreadlocks wapperen fier mee in de tornado van spelplezier. “Het 50 euro biljet!”, kirt de spreekstalmeester. “Gaat het hem lukken? Kom op, kom op! Hiejahahaha, hij heeft ‘m hoor, dames en heren!”
Ik kan niet meer. Althans, dat dacht ik. Want de uitsmijter komt van Cor Camping naast me. Die heeft de lachers op zijn hand met de opmerking dat ze het geld beter hadden kunnen vervangen door bananen. Lang leve de privatisering. Zo krijgt ieder casino het publiek dat het klaarblijkelijk verdient.

Zit er nog rek in de desillusie? Vast wel. Als je maar wilt, niet waar? Weinig geld bij je hebben is één ding, niets uitgeven een ander. Volgende halte: Het Rad van Fortuin. Het werkt in ieder geval volgens hetzelfde principe. Wij vragen, zij draaien. De spanning wordt vakkundig opgebouwd met een ‘rien ne va plus’ rondje om de kerk. Niemand maakt er gebruik van. Mijn meisje gokt beter dan ik. Dat irriteert, maar ik steun haar wel. Wanneer ze niets wint, blijkt de raddraaier een andere mening toegedaan. De hele tafel ziet het, behalve hij. Ik heb een eerlijk vriendinnetje. Ze geeft hem de kans toch te mogen meedelen in de fooienpot vanavond. “Gewoon pakken, joh. Ja toch, altijd pakken hoor!”, tipt het lelijke meisje naast ons in plat Amsterdams. Ik vind mijn meisje stoer.

We zijn het er allen over eens dat ons avondje casino eindigt bij het Rad. Het was niks en meer dan dit gaat het ook niet worden. De laatste keer dat mijn gevoel een dergelijk koude douche kreeg van mijn zintuigen was bij de herhalingen van Miami Vice, zo’n 15 jaar later. Script, decors, acteerwerk…het had de tand des tijds niet doorstaan. Weg magie. Een pijnlijke ontmanteling van jeugdheld Sonny Crockett. De enige remedie was domweg niet meer kijken. Een les die mij vanavond nogmaals pijnlijk is duidelijk gemaakt.

Het is de laatste keer geweest dat ik ooit nog een Holland Casino betreedt. En de laatste keer dat ik mijn goede illusies te grabbel gooi.