donderdag 30 juli 2009

Hoop

Ik slaap al drie dagen in mijn ouderlijk huis.
Onze nieuwe woning is nog niet bewoonbaar.
Daarover misschien in een later stadium meer. Ik ben er nog niet uit wat therapeutischer is. Vooralsnog kies ik voor Zen, de theorette van Lloyd Braun negerend: “Serenity now, insanity later.”

Er ligt hemelsbreed een halve kilometer tussen ons nieuwe huis en de zolder van mijn ouders. Hoeveel volwassen geachte stappen ik mag hebben gemaakt, in 36 jaar is de logistieke vooruitgang verwaarloosbaar te noemen.
Het verlaten van principes doet inmiddels aan als achteloos masturberen.

De straat die beide woningen verbindt is wijd van opzet. Aan weerszijde ervan staan machtige bomen.
Een erehaag voor de thuiskomst van de principeloze.

De wortels van de bomen zijn vertakt in het fundament van mijn alibi.

Een gezin. Wat moet je dan? Oud-Zuid, ja. Maar dan moet ik stoppen met schrijven en beginnen met drugs verhandelen. Dus Purmerend. Terug. Terug, ja. Maar het is wel de best wensbare buurt. Zo ruim opgezet. Zoveel groen. Waar vind je dat nog?

Als ik het nog niet tegen je heb gezegd, heb ik je vermoedelijk nog niet gesproken.

Vanochtend stond ik aan het begin van de erehaag. Ik keek naar de overkant. Daar stond ooit mijn kleuterschool. Ik hoefde mijn ogen niet te sluiten om het schoolpleintje weer voor me te zien. Het was daar dat mijn broers zeiden: “Wij willen ook Jeroen Haak zijn”.
Zoals andere kinderen dat hebben met beroemde voetballers.
Alleen was Jeroen Haak een rotjochie dat het op de een of andere manier voor elkaar kreeg dat hij op het schoolplein werd voortgetrokken op een kar door de andere kleuters. Elke pauze weer.
Lord of the Flies.
Met de mensenkennis van nu durf ik in retrospect te zeggen dat mijn broers niet meer Jeroen Haak willen zijn.

De kleuterschool werd later gesloten om na enkele jaren van leegstand te worden gesloopt. Ik keek nog eens goed naar wat er voor in de plaats was gekomen. Geen woningen, geen wijkcentrum, geen parkeerplaatsen. Er was niets voor in de plaats gekomen. Niets dan een groen grasveld. Middenin een woonwijk. Alsof iemand ergens een oogje had dichtgeknepen. Een blinde vlek op de infrastructuur.

Ik keek naar dat veldje en ik voelde hoop.

Geen opmerkingen: