maandag 1 maart 2010

De Schoonmaakster

(Onderstaande is een kort verhaal dat vergeefs is ingezonden ter publicatie elders. Desalniettemin breng ik de poging graag in de openbaarheid van dit blog. Mocht u geneigd zijn het te gaan lezen, we praten hier over 1999 woorden. Dan weet u dat.)


De schoonmaakster ruikt aan haar vingers en vraagt of ik in bad ben geweest.
Ik heb geen bad, maar wil het gesprek niet nodeloos ingewikkeld maken.
Daarom zeg ik: ‘Nee, ik ben niet in bad geweest.’
Valerie wilde geen bad. Van badderen word ik loom, had ze gezegd.
Loom stond haar niet.

De schoonmaakster veegt haar vingers schoon met een zoetruikend doekje. Het soort waar moeders hun kroost mee schoonmaken na een hapje. Zo voel ik me ook. Als een vies, groot kind. Die hier nu met zijn broek op zijn knieën zit, thuis bij de schoonmaakster.
Mijn scrotum plakt op het koude, zwarte leer van haar bank. De tinteling die ik er zonet doorheen voelde gaan lijkt sterker dan de schaamte die er aan vooraf ging. Ik zal het niet mooier maken dan het is: het is de eerste keer dat een hand die ik niet herken zich er met overtuiging omheen vouwde.

Valerie deed niet aan vastpakken. Tenzij voorafgegaan door een zucht en de woorden ‘Laat mij maar.’ Voor Valerie was seks een gift. Van haar aan mij welteverstaan. Daar hoorden verder geen cadeautjes bij. Viezigheid is voor de hoeren, vond Valerie.
Ik vraag me af of ik er nu zit. Bij een hoer. Hugo had me verzekerd van niet.
‘Ze is schoonmaakster, Errol. Geen hoer. Zouden wij naar de hoeren gaan? Natuurlijk niet. Niet omdat we het niet zouden willen, omdat het niet nodig is. Dat is een wezenlijk verschil.’
Ik betwijfel of dat waar is. Van het niet nodig zijn. Voor hem, allicht. Maar voor mij? Er zit één kerf op mijn riem. Een gekuiste kerf, die schrijnt als een litteken dat niet voornemens lijkt te willen genezen.
Hugo heeft riemen. Rijen dik. Hugo de klootzak. De spannende klootzak. Het levende bewijs dat de leercurve van vrouwen ernstige gebreken vertoont. De enige die twijfelaars overreedt tot vreemdgaan door te stellen dat ‘in de kont niet telt, althans, niet echt.’
Ga er maar van uit dat Valerie hem wel zou vastpakken.

De schoonmaakster steekt haar hand uit en gebaart me op te staan.
‘Kom, we gaan je eerst reinigen’. Ze heeft een zangerige stem. Ik sta op van de bank en onderdruk de reflex om zelf mijn vingers langs mijn ballen te halen en er aan te ruiken. In plaats daarvan trek ik mijn broek omhoog en schuifel onhandig achter haar aan. De vloer onder me begeleidt elke stap luidruchtig. Dat is twijfel voor je. Het piept en het kraakt tot je buigt of barst.
Ik barst niet. Dat mag Valerie doen.

De schoonmaakster houdt halt bij de monumentale spiegel die haar wand siert. Ze is een beetje mollig. Een klein beetje. Op haar lichaam, niet in haar gezicht. Haar gezicht klopt met dat accent van haar. Oost-Europees. Lichtblauwe ogen, als hangmatten gedrapeerd boven hoge jukbeenderen. Donker haar, waarvan ik niet zeker weet of het geverfd is. Het maakt niet uit. Het maakt haar af. En god, het ruikt lekker. De schoonmaakster is schoon.
Ze pakt mijn hoofd vast en houdt het dicht naast de hare.
‘Moet ik alles schoonmaken? Alles opruimen?’, zingt ze tegen mijn spiegelbeeld.
Ik denk aan Valerie. Aan mijn moeder. Aan pa ook.
‘Ik wil dat je alles schoonmaakt. Alles opruimt. Tot de herinneringen niet meer zijn dan stof dat na verloop van tijd weer neerdaalt. Wat achterblijft als ik mijn vinger langs toen haal en waar ik schouderophalend naar kan kijken. Want schoon is betrekkelijk. En betrekkelijk is schoon. Misschien wel het schoonste wat er is. Natuurlijk, oud vuil wordt vroeg of laat weer nieuw vuil. Maar dat geeft niet. Want je hoeft maar te blazen en het is weg, begrijp je?’
De schoonmaakster lacht hardop en kust me op mijn wang. Ik grinnik. Het is het stompzinnige neefje van lachen, maar dat is wat ik doe, grinniken. Ik denk omdat het voelt alsof het ijs is gebroken. De schoonmaakster en ik hebben er samen op gestampt en zo staan we in het zompige moeras dat mijn geur ademt. Maar we hebben een pact nu, zij en ik. Ik moet alleen nog betalen, straks. En vragen wat ze gaat doen. Hoe ze het gaat doen. Want wat ik wel weet: als een vrouw de schaamte van je balzak heeft geschraapt en vraagt of je in bad bent geweest, dan stel je geen wedervraag.

Ik kijk naar beneden, waar de schoonmaakster me een minuut geleden met een washandje schrobde. Het is moeilijk het kind af te schudden op deze manier. Ze pakt me bij de hand en begeleidt me naar haar slaapkamer. Er hangen polaroidfoto’s aan de muur die er hetzelfde uitzien: de schoonmaakster staat naast een man en schiet het plaatje van hun twee in de spiegel. De mannen kijken tevreden. Of nee, trots. Het is een trots die pathetisch oogt. Tegelijkertijd, trots staat boven spijt. Dat telt.
Ik vraag de schoonmaakster niet naar de foto’s.

‘Zit op mijn bed’, gebiedt de schoonmaakster met een glimlach.
Ik gehoorzaam en ga op de rand van haar bed zitten.
Ze begint mijn geslacht te kneden. Zonder aan haar vingers te ruiken.
‘Vind je mijn bed mooi?’, vraagt ze.
Ik kijk naar mijn groeiende erectie in haar hand en knik bevestigend.
De schoonmaakster zegt dat ze me een verhaaltje wil vertellen en dat ik goed moet luisteren. Ik knik nog van daarvoor.
‘Weet je waarmee een man zijn gevoelens kwijt raakt? Mijn moeder leerde mij dat. Telkens werd zij teleurgesteld. Door mijn vader, door andere mannen. Haar leven lang. Weet je wat ze zei? Alle gevoelens, alle woorden, alle blikken, alles voor haar van waarde, het spoelde altijd op hetzelfde moment weg. Met zijn orgasme. Alsof alles zich samenbalt en dan wacht. Wacht tot hij komt. En dan komt het mee. En weg is het. Alsof het allemaal nooit bestaan heeft. En die man, die voelt dat ook. Die weet het. Je ziet hem denken. Wat heb ik net gezegd? Wat voelde ik? Waar is dat gebleven? Mijn moeder ging dan staan en zei: Wil je weten waar het is? Daar is het! Op mijn dijbeen!’
De schoonmaakster lacht een oprechte lach.
‘Begrijp je het?’
‘Bedoel je niet gewoon lust?’, vraag ik. Ze lacht weer en gaat nu op haar knieën voor me zitten.
‘Natuurlijk, lust. Dat ook. Maar je kunt het sturen. Je gevoelens vangen…en vrijlaten. Jij wilt van je ex af, toch? Valerie?’
Ze heeft gelijk.
‘Ja, ik wil van haar af’, zeg ik. ‘Ik wil verder. Ik wil stof. Oud vuil.’
De schoonmaakster kijkt me uitdagend aan.
‘Ik ga jou pijpen nu, goed? En jij pakt jouw telefoon. Ik wil dat je alle namen langsgaat die daarin staan. Van haar tot iedereen die met haar te maken heeft, die jou aan haar doet denken. Daar neem je afscheid van. En je verwijdert ze uit je telefoon. En dan neem je ze mee, begrijp je? Mee in je orgasme…’
Ik twijfel nog steeds of ik haar serieus moet nemen, maar gelet op het condoom dat ze bij me omdoet, gaat de schoonmaakster daar aan voorbij. Ze gebaart me mijn telefoon te pakken.
‘Moet ik hardop afscheid nemen?’, zeg ik. De vraag voelt even legitiem als stupide.
‘Nee, in gedachten. Opruimen gebeurt van binnenuit’. Ze klinkt streng.
Ik pak mijn telefoon.

Niemand noemenswaardig onder ‘A’. Bij ‘B’ is het raak.
Bernadette. De beste vriendin van Valerie. De vriendin die je er bij krijgt. Gratis, ongevraagd, ongewenst. Je weet gewoon wat ze zou zeggen.
‘Dag Bernadette’.
‘Oh, hey! Errol. Jeetje, dat is even geleden. Hoe is het nu met je?’
‘Weet je waarom we je altijd Bernie noemden, Bernadette? Vanwege je snor. Die is niet schattig donzig. Het is gewoon een snor. Hugo was niet eerder naast een dompteur wakker geworden, verzekerde hij me.’
‘Spreek je Hugo nog weleens? Doe je hem de groeten van me? Zal ik anders mijn nummer voor de zekerheid nog eens geven? Errol?

Bernadette. Verwijderd.

Bob, Boudewijn, Bromo, Brenda, Bulan, bla bla bla. Je adressenlijst is een opsomming van mensen die je nooit belt, laat ik dat hier en nu zeggen. Een telefoon is een nier. Met overbodige afvalstoffen. Een nier om af te staan.
Ik zou van iedereen afscheid moeten nemen. Maar het is waarschijnlijker dat ik dat al gedaan heb. Het opslaan van nummers is een farce. Een vriendschapsplacebo voor vluchtige ontmoetingen.
De schoonmaakster heeft haar ogen dicht. Ik vraag me af dit het moment is om mijn hand op haar hoofd te leggen. Dat schijnt zo te horen. Ik doe het niet. Ik niet denk dat het bij de prijs is inbegrepen.
Cindy, Chiel, Colette, Edje, Elise, Emma, et cetera, Faat, Frederico, Gemma, Gijs, gelul, Hansje, Horbstman, Hugo… Wij hebben wat te bespreken.

De schoonmaakster neemt me diep in haar mond. Ten overvloede, ik ben niet eerder oraal bevredigd. Maar wat ik er kan van zeggen is dit: het gaat niet heel lang duren.
Ik moet sneller afscheid nemen.
Ik ga in één keer door naar ‘M’. Uitstellen heeft geen zin. Ik stel voor hoe ik met haar in de keuken sta.
‘Mam…’
‘Wat is er, Errol? Ik moet weg’.
‘Niets. Er is niets.’
‘Heb je het al goedgemaakt met Valerie? Of heb je haar nog niet gebeld? Je hebt haar nog niet gebeld? God, je bent precies je vader! Als je niets doet, gebeurt er ook niets!’
‘Er kan niets meer gebeuren, mam. Het is voorbij.’
‘Ik geloof daar niets van. Maar goed, ik moet gaan.’
‘Ik zie je voorlopig even niet meer, mam’.
‘Ik moet rennen. Bel me morgen maar even.’
‘Dag, mam. Voor nu, dag.’

Mama. Verwijderd.
Sorry, mam.

Ik kijk naar beneden. Het donkere haar van de schoonmaakster beweegt zachtjes heen en weer langs mijn benen. Fraaie lokken, schone lokken, als rustig deinend zeewier. Ik heb haar lief. Voor nu. En zij mij. Of op zijn minst een deel van mij. Een deel dat zegt dat er weinig tijd meer is.
Dag Valerie.

‘Dag Valerie. Ik kom vaarwel zeggen. Vind je dat wat? Past dat een beetje?! In je nieuwe fase?’
‘Je zegt nu niets? Prima, Valerie. Dan praat ik wel. Voor de verandering. Dat zou je moeten aanspreken. Misschien wordt dat wel míjn nieuwe fase. Waarin ik praat. Het hoeft niet per se ergens over te gaan, toch?’
‘Weet je wat ik aan het doen ben nu, Val? Schoonmaken. Samen met de schoonmaakster. Weet je wat zij doet? Ze pijpt me, Val! Ze pijpt me goed! En weet je wat? Het staat haar! Ze pijpt en pijpt en pijpt en het staat haar prachtig!’
Ik voel het bloed langzaam uit mijn gezicht wegtrekken. Een tinteling, vanuit mijn kruin naar beneden. De schoonmaakster brengt alles samen. Ze heeft mijn huid langzaam afgepeld zodat al mijn zenuwen er bijliggen zoals ik. Bloot.
‘Ik laat je hier, Val. Hier en nu. In de mond van de schoonmaakster. Vind je dat wat?’

Valerie. Verwijderd.

De schoonmaakster schuift haar mond tot aan mijn onderbuik die het laatste verzet laat varen. Ik trek samen, met spieren waarvan ik het bestaan niet wist. Zo ging het nooit bij Valerie. Maar zo gaat ze nu. Samen met mijn zaad, dat juichend tegen het condoom uiteen spat. In de warme mond van de schoonmaakster. Zo gaat ze nog een paar keer. Tot ze weg is. En er niets achterblijft dan de leegte die ik wenste.

De schoonmaakster vraagt of ik tevreden ben. Dat ben ik, allicht, maar de waarde ervan is relatief. Tevredenheid is inherent aan een orgasme.
Ik betaal haar en bedank vriendelijk voor het Kodak-moment. Je kunt je afvragen of je trots moet zijn op orale sex waarvoor je betaald hebt. Ook al zat er een idee achter.
De schoonmaakster geeft me een kus en begeleidt me de deur uit. Oud-Zuid is zich nog aan het uitrekken. Voor elke schoonmaak geldt: je kunt er niet vroeg genoeg mee beginnen.
Ik kijk naar de telefoon in mijn hand. Dat die nu overgaat was te verwachten. Het verlichte scherm toont tien getallen. Geen naam.
Ik herken het nummer.

3 opmerkingen:

Ted zei

Welke S.. heeft geweigerd dit te plaatsen??

Bob zei

Hallo meneer(?) Beerends. Ik ben bij het bloghoppen hier blijven hangen, omdat hier zulke mooie stukjes staan. Ik zal nog wel eens terugkomen.

Groeten,

Bob

beerendsz zei

Hallo Bob,

Dank u. Ik zal dan overigens wel weer iets vaker moeten bloggen om het terugkomen de moeite waard te laten zijn.
Overigens, was de foto niet helder genoeg? Lijk ik nog steeds op een meisje? Ik was in de veronderstelling dat ik daar reeds lang overheen was gegroeid...

Gr,
Beerends