maandag 26 januari 2009

Zaterdagmorgen

Tegen het raam klinkt een droge ‘pok’. Mijn eerste gedachte: kutkinderen.
Hoeveel kinderen je zelf ook hebt, het begrip voor andermans kroost wordt er niet mee vergroot.

Voor een tweede gedachte blijkt geen tijd. Eega slaakt een ijselijke kreet en huppeldanst paniekerig voor het raam. Het duurt even voor ik kan ontcijferen wat ze in gebaar en geluid probeert duidelijk te maken. Ik snel naar het raam en zie een koolmeesje. Hij heeft verloren. Ik denk niet dat dit koolmeesje genoeg heeft aan acht tellen. Eega is de nuance kwijt en smeekt me samen met dochterlief hem uit zijn lijden te verlossen.

Tot mijn eigen verbazing overdenk ik de methode in plaats van de juistheid van het verzoek. Het gezinshoofd wint het van de dierenvriend.
Het nekje omdraaien valt af. Te kil. Te Balkan. Een ferme voetbeweging zal het moeten doen. Ik pak een plastic zak en trek mijn schoenen aan. Voor ik de veters kan strikken slaakt eega weer een gilletje.
“Oe! Oe! Hij beweegt weer! Hij beweegt weer!”
Ik ben opgeluchter dan zij. Zo’n genadeklap nestelt zich als fantoompijn aan je voetzool. Je kunt geen sigaret meer uittrappen zonder dat koolmeesje te voelen.

Ik kijk weer naar buiten. Hij lijkt bevangen door adrenaline. Moest ik een natte vinger-diagnose doen, ik zou zeggen dat hij dicht tegen een overdosis aanzit. In vogeltjeswereld.
Hoewel ik uit de functie van beul ben ontheven, zit mijn taak er nog niet op. Eega en dochterlief hebben de hysterie nu klemvast en ontwaren in de straat een nieuw gevaar. Verkeer. Nu wonen wij in de meest autoluwe straat van Purmerend. Mocht het aankomen op de meeste keren blind oversteken zonder geraakt te worden, wij zouden ook landelijk hoge ogen gooien.

I
k vraag me af of koolmeesjes in je vingers pikken als je ze optilt. De kans bestaat dat hij in de verwarring van het moment een complot vermoedt. En denkt dat in alle windhoeken zo’n doorzichtige muur is geplaatst. Waar hij nu in westelijke richting op harde wijze kennis heeft gemaakt met het einde van de wereld. Vergeet niet, wij dachten vroeger dat de aarde plat was.

Snelle les: koolmeesjes zijn geen complotdenkers. Het vogeltje laat zich probleemloos naar de rand van onze voortuin begeleiden. Iets anders: koolmeesjes wegen geen drol. Ze zeggen dat wanneer je sterft het lichaam drie gram in gewicht verliest. Het gewicht van je ziel. Een aantal van ons komt terug als koolmeesje, zoveel weet ik nu.

Ik ga terug naar binnen. In de woonkamer waart weer iets van rust. Ik wijs op het spreiden van de vleugeltjes van het koolmeesje tijdens de oversteek in mijn handen naar de voortuin. Ze hebben het gezien.
Een kwartier later kijken we hoe het ons koolmeesje vergaat. Hij heeft niet op ons gewacht.

In Het Parool krijgt Boukhari een 9 van Henk Spaan.

Geen opmerkingen: