donderdag 21 januari 2010

Mojo

Zoals wel vaker bevond ik mij ook gisteravond in de trein.
Ik zat op het balkon. Dat heeft iets weg van daten onder je mogelijkheden, maar het is de prijs die je bereid moet zijn te betalen, wil je het belang van persoonlijke ruimte laten prevaleren.
De trein minderde vaart bij Station Amstel. Het balkon stroomde vol.

Ik keek op van mijn krant en veinsde diepgang, alsof een artikel tot inzichten had geleid die de journalist bij het inleveren van zijn stukje zelf niet had kunnen bevroeden. In vorm ben ik de Sultan van de Suggestie. Dat plaatst me inderdaad op het niveau van de gemiddelde toonaangevende gitaarband. Maar goed, ik maak er tenminste geen foto van.

Toen ik uit mijn veinzen
ontwaakte bemerkte ik dat een meisje mij aankeek. Omdat ik terugkeek hadden we per saldo oogcontact. Ze was een mooi meisje. En na anderhalve seconde lachte ze naar me. Dat overkomt me niet vaak, maar de reflexspier om terug te lachen nam de regie over en spande zich aan, zodat dat in ieder geval was opgelost.

Daarna vroeg ik me vooral af of dit nu had betekend dat ik sjans had gehad met dit meisje, of dat ze een mede-veinzer was die een soortgenoot herkende. En even kort haar waardering uitte, als de opgestoken hand die je wel ziet wanneer bestuurders van oude kevers elkaar passeren.
Ik kwam er niet uit. Dat is de pest met een goed huwelijk. Je laat je mojo achter bij het altaar.
Waarna de catering het weggooit als een vergeten stuk taart.