dinsdag 17 februari 2009

Passanten

De ochtend geeuwt nog wat als ik de hoek omsla.
In de verte loopt een man mijn richting op. Over een halve minuut passeren we elkaar aan weerskanten van de straat, die verder verlaten is.
Passeren is eigenlijk een te groot woord. Het bestaat bij de gratie van tastbaarheid.
Een willekeurige ontmoeting in het persoonlijke luchtruim. Een schending mag ook.
Het hoogst haalbare is de herinnering. Je hoeft ze maar te tellen om de waarheid daarvan te onderkennen.


Ik ben de man al vergeten nadat ik hem heb gezien.
Dan begint hij te schreeuwen. Hij heeft iemand herkend. Ik hoef niet om te kijken om te zien wie het is. Een andere man fietst langs me en houdt halt vlak voor de man.
Ze praten geanimeerd. Tenminste, als stemverheffing daaronder valt. Heel even denk ik dat ze ruzie maken. Maar het hoort bij hun omgangsvorm. Turkse mannen in het koffiehuis die het met elkaar eens zijn.


Het volume houdt onverminderd aan. De brede straat wordt bevolkt door drie mensen, maar heeft de allure van een beginnende markt.
De mannen nemen afscheid en even denk ik dat het alsnog misgaat tussen ze. Geenszins. Ze zien elkaar later, straks, daar. In dat opzicht verschillen ze niet van anderen. Ze menen het alleen heel hard te moeten zeggen.


Ik herinner me het loopje van de eerste man. Ik schat dat hij pas op de plaats maakt. Op de trede net boven de bedelstaf. Misschien schuilt daarin de reden voor zijn luide verschijning. Om nu te compenseren dat hij straks niet wordt gehoord.
Ik ben er zeker van dat ik me hem dan niet meer herinner.
Maar voor even ben ik hem gepasseerd.

Geen opmerkingen: